dinsdag 26 april 2016

Sneeuwlaagje op 26 april.


Toen ik vanmorgen de gordijnen opentrok, geloofde ik mijn ogen niet: er lag een pak sneeuw van zo'n anderhalve cm. Weliswaar was het geheel al aan het smelten, maar ik kon tegen 9 uur toch nog een stel foto's maken.


Het is op deze dagen kouder dan tijdens Kerst 2015. Niet alleen het zaai- en plantgoed, ook ikzelf raak enigszins ontregeld.
De clusianatulpjes, waarover ik in de vorige blogpost berichtte, stonden er wel mooi bij in de sneeuw:


En mijn sleutelgattuintje ook. Zien jullie de plastic "cloches", die nog over mijn jonge palmkoolplantjes staan? De Engelsen hebben prachtige exemplaren van glas: een soort minikasjes, die je in het koude voorjaar ter bescherming over gevoelige planten heen kunt zetten.


Ik loop deze dagen 's morgens en 's avonds heen en weer om met deze dingen 's nachts vier jonge palmkooltjes tegen de nachtvorst te beschermen.
Rond de vijver staan de dotters royaal te bloeien, het is niet erg normaal dat deze bloemen sneeuw op hun blaadjes voelen:


Tja, de winter leek wel voorjaar en het voorjaar lijkt wel winter.

Bepaalde (moestuin)planten zullen nog wel driemaal nadenken voor ze gaan ontkiemen of doorgroeien ;-)

zaterdag 23 april 2016

Een fijnzinnig, elegant tulpje: Tulipa clusiana var. stellata.


Overal in de tuin zie ik lente, maar ik heb de bijbehorende zachte temperaturen hier nog maar twee dagen gevoeld.
Een voordeel van de betrekkelijk lage voorjaarstemperatuur is, dat de tulpen langdurig bloeien, hetzelfde geldt voor méér voorjaarsbloemen, zoals de krent en de magnolia.
Een botanisch tulpje, dat mij in deze dagen aangenaam verrast door de fijnzinnige, elegante schoonheid, is een variëteit van de Tulipa clusiana: de stellata.


Alleen al de start met de slanke knop, die zich schitterend langzaam ontrolt. En als dat eenmaal zo is, herhaalt de tulp dit elke zonnige ochtend weer: de bloembladeren spreiden zich uit, zodat ze van boven haast egaal ivoorwit lijken. 


De subtiele oudroze strepen aan de buitenkant zie je dan niet meer. Die komen weer tevoorschijn als de bloem zich sluit bij bewolkt weer en tegen de avond.


Er zijn meer variëteiten van dit vrij sterkte tulpje, dat een aantal jaren redelijk terugkomt. Die elegantie hebben ze allemaal. De rood-witte Lady Jane is de meest bekende, die heeft uitgesproken rode strepen aan de buitenkant. Het is een vrolijk tulpje, maar voor de plaats, waar ik clusiana's wilde, was deze me net iets te zuurstok-feestjes-achtig.
De stellata schijnt ook een iets hogere steel te hebben.

Wie een opvallend mooi, elegant tulpje ambieert, zou deze soort eens kunnen uitproberen.
Ze vragen zon en redelijk vruchtbare grond, en je kunt de bollen gewoon in de grond laten zitten.


donderdag 14 april 2016

Sleutelgattuintje of keyhole-garden.


Hoewel de aprilmaand tot nu toe tamelijk koel is - de temperaturen tippen nauwelijks aan de 15 graden - is het toch zeer aangenaam om wat in de tuin te werken en te scharrelen.
Na mijn project van het vorige voorjaar, de super-permacultuur bakken, kreeg ik zin in een nieuw project.
Over die permacultuurbakken zal ik overigens later een update doen.
Ik heb een al wat oudere liefde voor het sleutelgat-tuintje, de keyhole-garden. Een avondje goochelen op vooral de Engelse term levert heel veel leuks op.
Een keyhole-garden is een (iets) verhoogd moestuintje in de vorm van een sleutel. Zie hierboven.
Het is bedacht om Afrikaanse vrouwen in zeer droge gebieden in de gelegenheid te stellen op een eenvoudige, maar zeer effectieve manier op kleine schaal groenten te laten verbouwen voor eigen gebruik. Als het tuintje, met een middellijn van maximaal zo'n 2 meter, wat hoger wordt opgebouwd, is het ook goed toegankelijk voor onderhoud door ouderen of gehandicapten. De clou is, dat er in het midden een klein compostvat zit, gemaakt van een koker van gaas, en toegankelijk via een inham in het ronde tuintje. Samen met het ronde compostvat vormt dit het z.g. sleutelgat. Dit vat, met een middellijn van slechts 30 á 40 cm, wordt steeds opgevuld met groentenafval, bladeren, takjes... wat aan organisch materiaal maar ter plaatse voorhanden is. De bewatering vindt eenvoudig plaats door met de gieter de compost te begieten. Het geheel blijft dan vanaf de onderzijde vochtig en de voedingsstoffen vanuit de verterende compost spoelen in het tuintje.
Nu was mijn grindtuintje langs de oprit aan de zuidzijde van het huis altijd een beetje een stiefkind. Het kon er wel aardig uitzien, maar ook niet meer dan "aardig".


In de schaduwtuin rond het huis is een moestuin tot mislukking gedoemd dat heb ik na enkele mislukte pogingen moeten aanvaarden. Vandaar al mijn experimenten met de permacultuurbakken.
Uiteraard was de zonnige zuidzijde met de arme zand en grind-grond de ideale plaats voor een experiment met de keyhole-garden.
En zo ging ik drie dagen geleden van start. De armetierige, originele beplanting werd verwijderd. De overgebleven, sterk teruggelopen bolgewasjes zorgvuldig uitgespit en apart gezet.
Een rand van voorhanden zijnde stenen werd aangebracht. Je kunt de rand zo mooi maken als je zelf wilt. Op de grond, waarin en waarop nog plantenresten overbleven, legde ik stukken stevig karton. Dit is een methode vanuit de permacultuur, om het ongewenste kruid door lichtgebrek te verhinderen op te komen en door te groeien. Ik had nog een zak zuivere houtkorrels, ongebruikte kattenbakvulling die de katten en ikzelf weigerden te gebruiken: hup, op het karton. Wat dakpannen erop om wegwaaien te voorkomen...


De volgende dag goede, biologische potgrond aangebracht. Het tuintje leek nog wat laag, (zie eerste versie helemaal bovenaan) zodoende de randen met stenen nog wat opgehoogd. En hier beneden zie je dan de uiteindelijke versie met al wat palmkoolplantjes, wat snijbiet. Voor alle zekerheid maar een koperstrip eromheen, hopelijk dat de slakken dat niet op prijs stellen. En even goed op de ev. nachtvorst letten...


Nu maar afwachten of het leuk gaat worden in dit tuintje.
Om een goede beplanting samen te stellen, studeer ik nu in de avond op principes van polycultuur. Dat is samenbrengen van een grotere diversiteit van groenten en kruiden door elkaar, waardoor al deze planten goed gaan gedijen. Er zijn ook bij planten goede buren en slechte buren.

Over hoe het met het keyhole-project verder zal gaan, zal ik hier ook geregeld verslag uitbrengen.


woensdag 6 april 2016

(On?)kruid wieden: wikken en wegen.


In onze wilde tuin, die al twintig jaar bestaat, is uiteraard een zekere stabiliteit ontstaan, waardoor pioniersplanten van de net omgespitte, jonge tuinen met veel blote grond niet meer voorkomen.
Veel mensen, die spitten en schoffelen, weten niet dat ze daarmee latent aanwezige zaden van deze pioniersplanten stimuleren om te ontkiemen. En dan wordt er gemopperd op het vele "onkruid" waar men steeds maar weer mee aan de gang moet.
Een gezonde bodem wil bedekt zijn en zal daar ook met kracht naar streven.

In onze tuin is de grond voor het grootste deel bedekt met planten. Daarbij behoren ook wilde kruiden, die een ander onkruid zou noemen.
Er zijn er een aantal, die mij wel eens in de verleiding brengen om in te grijpen. Wil ik wel dat deze planten zich wat agressief lijken te gedragen ten opzichte van andere, wat zwakkere soorten?
Ik heb ook wel eens planten gewied, d.w.z. met een soort hakje verwijderd, waar ik later spijt van kreeg.
Dat was bij voorbeeld het look-zonder-look (Allaria petiolata), een tweejarige kruisbloemige, die zelfs eetbaar is. Het is geen looksoort, maar ruikt naar knoflook, vandaar de naam.
Deze plant breidde zich een aantal jaren geleden flink uit, waardoor ik besloot hem volledig weg te wieden.
Een paar maanden later zagen we in de tuin het oranjetipje vliegen, een prachtig vlindertje. Mijn broer vertelde mij dat het look-zonder-look een van zijn belangrijkste waardplanten was. Oei...
In het daaropvolgende voorjaar speurde ik nauwkeurig naar jonge exemplaren van het look-zonder-look.
(zie hieronder zo'n exemplaar van deze week)


Gelukkig waren er nog een paar. In de jaren erna spaarde ik het look-zonder-look, dat redelijk royaal in de tuin voorkomt.

Op dit moment twijfel ik weer of ik een veldje robertskruid zal uitwieden. Robertskruid (Geranium robertianum), is een één- of tweejarig wilde geranium, die sinds vorig jaar kans heeft gezien zich vanuit een enkel plantje uitgebreid in een klimopveldje uit te zaaien. Ook verderop zie ik jonge plantjes. Het is een vreemd plantje, met de wat roodachtige, behaarde stengeltjes en de doordringende geraniumgeur als je het plantje aanraakt. 


Het bloeit met kleine blauwe bloemetjes en werd vroeger ook als geneeskruid gebruikt.
Vorig jaar heb ik getracht het daar uit te wieden. Niet gelukt dus.
Ik heb zitten wikken en wegen, maar ik ga dit jaar kijken hoe ik dat veldje waardeer, als het bloeit. Misschien vind ik het wel heel mooi. Genade dus voor het Robertskruid. Zo ziet het er nu uit:


En dan nog de gewone veldkers ( Cardamine hirsuta) een kruisbloemige eenjarige, die je tegenwoordig genoemd ziet als voedselplant: oogst het in het vroege voorjaar en doe de blaadjes in de sla. Tja. Op de een of andere manier ben ik, wellicht onterecht, een beetje terughoudend daarmee. Dus ook al weer zo'n dilemma: wied ik het weg en gooi ik het op de composthoop of mag het blijven staan. Zie hieronder.


Hier dus niet: het behoort tot mijn enige stukje tuin met blote grond, door mij het "moestuintje" genoemd. Er gaat jaarlijks mijn eigen compost overheen en er groeien planten, waar ik een proef mee doe of die een gecontroleerde opkweek wensen. Hier heb ik de veldkers verwijderd.
En hieronder zie ik daar niet direct een reden voor ;-)


Tenslotte nog een groot veld speenkruid. Dat zou andere planten verstikken, hoor ik om mij heen. Ik merk dat niet zo in onze tuin . Ik vind het in het voorjaar prachtig, het geeft snel een volledig groene plek met gezellige gele bloemetjes als de zon schijnt. 


De knolletjes kunnen stikstof binden en dat is weer goed voor andere planten. Het plantje verdwijnt na de bloei bovengronds, de knolletjes overwinteren. Geen reden om het speenkruid hier in de tuin te bestrijden.

Uiteindelijk ben ik dus een luie tuinier. Het is veel interessanter voor mij om te kijken hoe de natuur zelf bepaalde zaken oplost. Meestal, als ik ingrijp, krijg ik achteraf spijt. Je schept ook onrust, je verstoort de bodem. Met andere woorden: als ik de neiging voel in te grijpen, zet ik eerst de rem op mijn handelen. Want ik kan nog tot andere inzichten komen...