zondag 22 december 2013

Kerstgebeuren enzo.


Nu is het hele kerstgebeuren niet echt iets waar ik vol verlangen naartoe leef. Het is niet zo dat ik van te voren al bedenk welke heerlijkheden ik mijn familie allemaal ga voorzetten en op welke decoratieve wijze ik het huis versier. Ik ben eigenlijk iemand van de anti-Kerst: ik krijg tegengestelde neigingen. Boerenkool of zoiets eten in een huisje op de hei....

Maar ik heb ontdekt dat het té veel energie neemt om je tegen de alom aanwezige kerstsferen te verzetten.
Dit jaar laat ik het gewoon over me komen. We hebben een zeer bescheiden kerstboom, een kleine sparrensoort in een grote pot, die, na te hebben overzomerd, voor het tweede jaar mag optreden. En er hangt een verlichte ster voor het raam. Ik maak een gerecht dat ook de kleinere kinderen lekker vinden en dat ik beheers. Verder doe ik niet moeilijk.
Met Oud en Nieuw zijn we met z'n tweetjes en gaan we lekker lezen. En op 2 januari is alles gelukkig voorbij en kunnen we weer gewoon doen.
Ach, ik ben gewoon niet zo'n feestnummer, ik staar liever wat in het groen met een boek bij de hand en ga mijn gewone gang.
Maar desalniettemin verlang ik naar het licht, dat langzamerhand weer terugkeert. De tekenen van nieuw leven in de natuur – dáár kijk ik naar uit. En met mij alle tuin- en natuurliefhebbers.

Tenslotte wens ik mijn lezers goede feestdagen toe, ieder op zijn / haar eigen wijze. En vooral een gezond en voorspoedig 2014.


vrijdag 13 december 2013

Is er schoonheid in het verval?

blad van de pluimpapaver
Wanneer we buiten de totale ineenstorting van de verdorde vaste plantenwereld in ogenschouw nemen, kunnen we niet anders erkennen dat schoonheid hierin ver te zoeken is. Schoonheid kan je nog wel ervaren in het bekijken van de ontbladerde bomen, die nu hun “skelet”, hun ware vorm, tonen.
Ergens begrijp ik misschien wel de tuinierders, die hun tuin “winterklaar” maken, die alle verdorde stengels vlak boven de grond afknippen, het blad ruimen, om zo de tuin “netjes” te maken voor het winterseizoen.

stengels van de wilde oregano
Maar of het goed is: neen. Die plantenstengels bieden een veilig heenkomen voor allerlei organismen, die hierin de winter overleven. De plantenstengels beschermen ook het “hart” van de plant, dat – bij wijze van spreken – nog klopt onder de grond. Een afgeknipte stengel laat vocht en kou onmiddellijk door. Ook het afgevallen blad vormt een “deken” om de ondergronds doorlevende planten én het bodemleven te beschermen, bovendien verteert het langzaam tot gratis compost.
De natuur doet het zelf zo en wij doen er goed aan in deze processen niet onnodig in te grijpen.
In onze tuin laat ik nu alles op zijn beloop. Alleen de stengels die echt hinderen, knip ik weg of knak ik om. Het afknippen gebeurt verder in het vroege voorjaar. 

blad van de grootbladige cotoneaster
Het is wel desolaat, die totale ineenstorting. Tóch, als je beter kijkt, is er schoonheid te ontdekken in het verval.

overwinterend rozet van de gele toorts






maandag 2 december 2013

Op het eerste gezicht: december 2013.


Dit is de laatste foto van hetzelfde stukje tuin in 2013. Een jaar lang is vanuit een zo veel mogelijk gelijk standpunt hetzelfde stuk tuin gefotografeerd. Een aantal tuinbloggers deed mee aan dit project.
De eerste foto was van begin januari.
Nu is het begin december en vergeleken met de vorige maand is duidelijk, dat het meeste blad van de bomen is gevallen en dat de ineenstorting van de vaste planten is begonnen.
Het is nu de periode om de tuin de tuin te laten. Er wordt niet meer gewerkt. Opruimen is niet echt aan de orde, behalve wanneer iets me écht stoort. Alles mag verdord blijven staan of ineen storten, dat is de natuur en zo wil ik het ook graag in de tuin zien.
Hoewel de tuin rondom is omringd door overwegend groenblijvende coniferen en hoge heesters, zien we toch dat het wat doorzichtiger is geworden naar de achterburen toe.
Ik ben met het fototoestel nog even naar links gedraaid, waar we zien dat de Metasequoia nu geheel kaal is, zodat het schuurtje weer in zicht komt.


Als ik naar voren kijk, zie ik dat het blad van dwergmispel Cotoneaster horizontalis nu geheel verkleurd is. De bessen zijn voor een groot deel opgepeuzeld, ik denk door het roodborstje, dat ik vanmorgen betrapte in de struik. Dat charmante vogeltje volgt me steeds nieuwsgierig, als ik in de tuin scharrel. 


Verder naar beneden komt de vijver weer temidden van de instortende beplanting te voorschijn.


Ik ben nog aan het nadenken of ik volgend jaar weer elke maand een stukje tuin via de lens zal tonen. Na twee jaar aan het project “Op het eerste gezicht” te hebben deelgenomen, vind ik het eigenlijk wel genoeg. Dus ga ik broeden op een ander project...


zaterdag 23 november 2013

Te vroeg ontsproten.


Planten willen, net als alle levende wezens, niets liever dan hun genen verspreiden. Dat doen ze via zaad en liefst met véél zaad. Het wordt verstrooid en verspild. Dat geeft de plant zo veel mogelijk kans om nakomelingen te verkrijgen.
Sommige zaden zijn verstandig en wachten op of in de grond tot de winter voorbij is. Er zit zelfs een “programmaatje” in, dat maakt, dat er eerst vorst overheen moet zijn gekomen om actief te worden: de z.g. koudekiemers. Of lichtkiemers, die wachten op meer licht en willen daarom niet verder in de grond zakken.
Maar andere zaden hebben te veel haast of raken in de war door té lang voortdurende en té hoge temperaturen: daar behoort bovenstaand oost indische kers -zaadje toe. Deze lag zo maar open en bloot op de aarde. Ik heb hem maar meegenomen en binnen in een piepklein potje gezet.


Deze te vroeg ontsproten zaailingen gaan het uiteraard niet redden. Als je goed rondkijkt buiten, zie je wel meer van deze ten dode opgeschreven, meest eenjarigen.
Wel te onderscheiden van planten, die twee- of meerjarig zijn, en als jong plantje kunnen overwinteren om volgend jaar meteen los te kunnen gaan.
Dit plantje gaat het hopelijk binnen redden, hij zal al gauw om een grotere pot vragen; dan heeft hij volgend voorjaar al een mooie voorsprong: het is meer voor de aardigheid dan dat het zinvol is...

vrijdag 15 november 2013

De Metasequoia: een herontdekte fossiele boom.


In onze tuin hebben we twee Metasequoia's. De Metasequoia glyptostroboides ofwel watercypres is  een bomensoort, waarvan men tot de jaren veertig van de vorige eeuw nog dacht, dat hij al lang was uitgestorven. Hij was alleen als fossiel bekend. Tót een houtvester in een afgelegen streek in Zuid China drie exemplaren van een bijzondere, bladverliezende naaldboom vond: na onderzoek bleek dat de Metasequoia te zijn. Bij een expeditie in 1945 bleken er in dit gebied nog meer van deze bomen te zijn.
De sindsdien in de handel zijnde Metasequoia's zijn allen ontstaan uit zaad van deze bomen.

De boom behorende tot de cypresfamilie en heeft zeer spannende en bekende familieleden: de Redwoods uit Californië en Oregon, de reuzensequoia's of mammoetbomen en de moerascypres
(Taxodium).

De Metasequoia is absoluut niet geschikt voor een kleine tuin, hij kan in vrij korte tijd behoorlijk hoog worden – uiteindelijk wel 25 meter – en ook breed. Een mooie boom heeft vochthoudende grond nodig, vormt een prachtige piramidevormige kroon met zachte, heldergroene naaldjes op takjes, die schitterend verkleuren in de herfst en daarna met de takjes worden afgeworpen.


Ook in de zomer is de boom nooit echt massief, er blijft een zekere transparantie in de kroon.


Zowel door zijn voorgeschiedenis als door zijn uiterlijk koester ik al heel lang grote sympathie voor deze boom. Vrij snel nadat we hier 17 jaar geleden zijn komen wonen hebben we aan de noordzijde van het huis een jonge metasequoia aangeplant, die nu al naar de tien meter neigt.
Zeven jaar geleden viel aan de westkant van het huis tijdens een storm een grote spar om, die door de brandweer moest worden omgezaagd omdat hij het huis bedreigde. Hiervoor in de plaats is ook weer een Metasequoia gekomen, mede door zijn transparantie. Deze is inmiddels al even groot als de oudere.
Omdat wij een veenpakket als ondergrond hebben, is de grond voldoende vochthoudend voor deze bomen.

Het is aardig hoe de vorm van een boom uiteindelijk toch bepaald gaat worden door invloeden van buiten. De boom aan de noordkant valt op door de schitterende, stoere, doorleefde stam met dikke aderen. 


De vorm van de kroon is niet mooi conisch: de top van de boom is afgestorven tijdens de strenge vorst met extreme sneeuwval begin maart 2005. De onderste takken zijn daardoor breder geworden en het lijkt of de stam zijn kracht niet kwijt kon en daardoor die stoere basis ontwikkelde.
Maar een boom zal altijd proberen een nieuwe top aan te maken en als je goed kijkt naar de onderstaande foto zie je dat ook gebeuren, er zijn concurrerende toppen, maar één lijkt het te gaan winnen. De boom kan nu weer de hoogte in.



De boom aan de westkant, op de foto hieronder, staat wat beschutter, houdt langer de herfstkleur en heeft een prachtige vorm. De groei zit meer in de hoogte dan in de breedte en dat komt wel goed uit.


De bomen zitten nog schaars in wat mooi gekleurd gebladerte, maar gaan weldra uitgekleed in winterrust.
Al hebben de meeste mensen geen mogelijkheid deze boom een plek te geven: de laatste jaren hebben veel gemeenten ze aangeplant. Je kunt ze dus tegenkomen en zo tóch genieten van de aanblik van deze bijzondere boom, door het hele jaar heen.

zondag 3 november 2013

Op het eerste gezicht: november 2013.


Hetzelfde plekje elke maand op de foto: een project waaraan een aantal groenbloggers al een tijdlang meedoen. Vergeleken met de vorige maand is duidelijk dat de loofbomen op de achtergrond doorzichtig zijn geworden. Door de storm van afgelopen maandag is veel blad afgewaaid, hoewel de kleuring nog niet eens zo lang was ingezet. Het valt me overigens op dat dit jaar de kleuren minder mooi zijn dan het vorige jaar.
De larixbonsais op schaal kleuren mooi, daarom staat de schaal nog even te pronk. Het zal niet lang meer duren, of ook deze wordt tot de voet van de stammetjes ingegraven in de “zandbak” aan het eind van de tuin. Dit soort winterharde bonsaiboompjes kunnen op deze manier prima overwinteren.
Rechts beneden staan wat potplanten te wachten tot ze naar de kelder gaan, er wordt de eerste weken nog geen nachtvorst verwacht, dus ik heb nog tijd. Ook het vijvertje in de witte bak moet dan ontmanteld worden. De planten komen met de voeten in het water in de schuur te staan en de plastic bak wordt leeg opgeborgen.
Een groot deel van de achterwand van de tuin, bestaande uit coniferen, taxus en rododendron, blijft groen. Rechtsachter op de bovenste foto komt wat doorzicht naar de achterburen omdat de esdoorn zijn blad heeft verloren.
Hieronder zie je links vooraan de al hoog opgeschoten Metasequoia die veel naalden heeft afgeworpen, daarachter is het een vederesdoorn die kaal is geworden.


En zo gaan we langzaam maar zeker richting winter. En de tuin en wij passen ons daarbij aan.

donderdag 31 oktober 2013

Transparant naar de onderwereld.


Deze dag en de komende twee vormen in onze traditie een overgangsperiode, waarin herdacht wordt dat het oogsten voorbij is, het blad aan de bomen vrijwel afgevallen en veel planten het bovengronds laten afweten. In Keltische mythen wordt wel gesproken over een tijd, waarin de scheidslijn met de onderwereld, de wereld van geesten, elven en doden, even is opgelost. Er is dus als het ware een zekere transparantie naar een ander rijk. Dat werd gevierd op het Samhainfeest (31 oktober).


Boeiend om te zien dat juist vandaag Halloween wordt gevierd, een uit Amerika overgewaaid feest waarbij we angstaanjagende zaken mogen verbeelden en vormgeven, waarbij we met lichtjes in pompoenen ( zo ongeveer de laatst geoogste vrucht) dat griezelige weer kunnen verjagen.
We laten zo dus het zwarte, griezelige gereguleerd toe in onze werkelijkheid: dat is goed, zowel voor onze volwassen als onze kinderlijke psyche. En dan verdrijven we onze angsten weer met licht.
Dat zien we eigenlijk door alle donkere maanden heen gebeuren.

Er zijn mensen, die bij het vallen van de bladeren wat somber worden. Lichtgebrek wordt wel als oorzaak gezien. Daarnaast neemt vrijwel iedereen met een gevoel van weemoed afscheid van de zomer.
Het is begrijpelijk dat we in deze periode niet alleen het afstervende groen zien, maar ook denken aan hen, die ons ontvallen zijn. Onze dierbare doden.
In de Rooms Katholieke en de Anglicaanse kerk wordt op 1 november Allerheiligen gevierd en op 2 november Allerzielen. Ook hier gaat het om het gedenken van de overledenen.


Bovengenoemde symboliek vind ik mooi. Het geeft een plaats aan algemeen menselijke gevoelens.

En dat vannacht, in de Keltische heilige nacht van Samhain (ook: Halloween =All Hallows Eve) de god van de onderwereld Cernunnos door de geopende poort terugkeert op aarde om daar de liefde te bedrijven met de oergodin Diana, waardoor ze samen de akkers weer vruchtbaar maken voor de oogsten van het volgende jaar: dat spreekt me wel aan.



zondag 27 oktober 2013

Verstilde veenplas.


Voordat morgen de eerste herfststorm in onze streken gaat woeden nog even een verstilde foto van een veenplas in de buurt van het Friese Oldeberkoop: het Diaconieveen.
We maakten daar gisteren een wandeling, en we vroegen ons af waarom we hier niet veel vaker naartoe gaan: zo'n mooi stuk natuur.
Het is te zien dat veel bomen nog in het blad zitten en dat zelfs de verkleuring hier nog niet eens zo ver is. Dat zal vanaf nu snel veranderen.


Het Diaconieveen is een veenplas, maar wel een bijzondere.
Het is een zogenaamde pingoruïne. Pingo's komen voor in gebieden waar gedurende de IJstijd omhoogwellend grondwater bevroor waardoor een grote ondergrondse ijsbult – een z.g. ijslens – ontstond die de grond erboven omhoogdrukte waardoor een heuvel ontstond. Toen het ijs zich terugtrok dooide die ijsbult, de grond erboven stortte in en er ontstond een soort kraterachtig meer. Het geheel noemt men een pingo(ruïne).
Waar in de voorlaatste IJstijd het ijs lag, in het noorden en oosten van het land zijn meer pingo's. Ook het Uddelermeer is er één.
Veel van deze pingo's groeiden weer dicht met waterplanten, die vergingen, Hierdoor ontstond hoogveen. En dat kon worden afgegraven, gedroogd en gebruikt als brandstof . Vooral vanaf 1850 tot 1950 werd in veengebieden veel turf afgegraven. De gaten vulden zich weer met water waardoor vele veenplassen ontstonden, waarvan een deel later tot natuurgebied werd verklaard.
Zo ook het Diaconieveen, een boeiend stukje natuur van zo'n 44 hectare dat ook nog eens grenst aan De Delleburen, een beekdallandschap van zo'n 195 hectare.

maandag 14 oktober 2013

Arme lui's orchidee.

'

Als verrassing van de herfst bloeit aan de noordkant van ons huis sinds een paar weken de arme lui's orchidee ook wel genoemd arme lui's lelie of paddenlelie. Deze plant, officieel Tricyrtis genoemd, is misschien wel de laatst in bloei komende vast plant in onze tuinen. En de bloemen zijn miraculeus mooi; ze hebben iets weg van een bijzondere orchidee of lelie. Ze behoren dan ook tot de grote familie van de lelieachtigen (Liliaceae) en de oorsprong is Oost-Azië.
Een schitterende najaarsbloeier van orchidee-achtige allure dus, die op een geschikte plek je elk najaar in september tot in november verrast voor een bedrag van rond de drie á 4 euro. Vandaar de naam arme lui's orchidee? De hoogte van de plant is zo'n 60 – 90 cm hoog.


De plant vraagt humushoudende, niet té droge grond in schaduw of halfschaduw. In strenge winters kan een bescherming met wat gedroogde bladeren de wortelstok beschermen. Het bovengrondse gedeelte sterft zo wie zo af.
Let wel: er zijn veel variëteiten. Ze zijn niet allemaal even sterk en de bloeimaand kent ook variatie. Oriënteer je bij een goede kweker naar de sterkere soorten, bij voorbeeld de T. formosana Purple Beauty of Tricyrtis formosana 'Dark Form' .

dinsdag 8 oktober 2013

Twee jaar Spinrag: een nieuwe look.


Morgen bestaat Spinrag precies twee jaar. Tijd voor een nieuw uiterlijk.
Het schrijven over de tuin en de natuur verveelt mij nog steeds niet. Het wordt ook een prettige gewoonte. Als ik twee weken niet blog, ga ik het toch missen.
Daarbij hoort absoluut ook het contact met de medebloggers, het volgen van hun posts, het zelf reageren en het ontvangen van reacties. Het is leuk en leerzaam.
Bij de nieuwe look heb ik meer gekozen voor het visuele aspect. Ik wil proberen nog meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van de foto's, zonder ook maar enige aanspraak te willen maken op de kwalificatie fotoblog. Het gaat me meer om wat de foto tot uitdrukking wil brengen: een bepaald gevoel, een stemming, een indruk, soms uiteraard ook illustratie en informatie.
Perfecte scherptediepte, contrast enz. dat gaat me veel te ver en daarvoor heb ik ook niet het type toestel.

Het visuele blijft dus belangrijk in het vervolg van deze blog. Daarnaast probeer ik mijn lezers deelgenoot te maken voor mijn passie voor de wilde natuur en voor de manier waarop de natuur zelf allerlei plantencombinaties beïnvloedt. Allereerst in mijn tuin en ook in de vrije natuur . Dat is meestal anders dan ik zelf in gedachten had, maar dat maakt het juist zo buitengewoon boeiend.

En nu ga ik in bovenstaande foto de trap op en toon het stukje tuin, waar het schitterende vedergras ( Stipa tenuissima) domineert. Ik heb daar al eens een loflied op geschreven.




vrijdag 4 oktober 2013

Op het eerste gezicht: oktober 2013.


In “op het eerste gezicht” fotograferen een aantal tuinbloggers iedere maand hetzelfde stukje tuin.
Vergeleken met de vorige maand valt vooral op dat de bloei op deze plek nu ten einde is, op een paar pluimen van de vlinderstruik (rechts in het midden) na. In plaats daarvan is de dwergmispel op het talud linksvoor prachtig getooid met fijne, knalrode besjes.


De foto is gemaakt in het ochtendlicht, waardoor bomen en coniferen aan de achterzijde mooi worden uitgelicht. Dat prachtige najaarslicht vind ik elk jaar weer een streling van het oog. Het fototoestel heeft meer moeite met de contrastverschillen die bij dat laag invallende licht horen: het is vaak teleurstellend als je die speciale lichtval wilt vangen.

In onze tuin, die door het veenpakket in de ondergrond geen vochtgebrek heeft gehad, is de herfst nog nauwelijks te zien. Toch wordt de sfeer buiten toch langzaam maar zeker herfstachtig.
Gisteren zag ik al veel afgevallen blad op de straat voor het huis liggen.

De bonsai's, die op de stenen rand stonden, zijn al naar de winterplek gebracht. Dat is een soort zandbak, waar ik ze tot de rand van het potje ingraaf. Voor boompjes, die normaal ook in dit klimaat buiten wonen, is dat voldoende.

Ik heb de camera nog even naar beneden laten dwalen. 



Daar was toch een vijver? Jazeker, kijk maar eens goed (klik voor vergroting). Het is een wilde vijver geworden, een soort amfibieën-poel zullen we maar zeggen. Toch heeft het wat, het is een echt stukje natuur geworden.

zondag 29 september 2013

Dat gouden licht.


Deze zonnige dagen van eind september / begin oktober worden gekenmerkt door dat bijzondere, gouden licht. Het zonlicht valt wat lager in, vormt lange schaduwen, waardoor het contrast groter wordt. Met de diepblauwe hemel erboven is het buiten een visueel feest.
Hierboven zie je de doodgewone goudsbloem, de Calendula officinalis, die bij ons aan de zuidkant van het huis staat, om zo veel mogelijk van de zon te profiteren.


In hetzelfde zuidelijke tuintje staat ook de haast manshoge topimamboer, de Helianthus tuberosus, een knolvormende zonnebloemvariëteit, die alleen in gunstige omstandigheden tegen de herfst pas gaat bloeien. Deze zomer was natuurlijk ideaal voor deze plant, die eetbare knollen heeft, die je na de eerste nachtvorst kunt oogsten.
Ik heb de knollen in het voorjaar van een vriend gekregen, en ik lees dat de plant behoorlijk kan gaan woekeren. Ik hou hem wel in bedwang, en ben benieuwd naar de smaak van de knollen.

Eigenlijk heb ik in de rest van de tuin geen knalgeel en geen knalrood. Op een enkele dissident na, die ik tolereer als accent. Hoewel ik toch erg van deze vrolijke kleuren hou, in schilderijen bijvoorbeeld, vind ik ze te opdringerig. Maar aan de zuidkant mag het en daar geniet ik er ook van.

dinsdag 24 september 2013

In het bos zijn de wilde dieren: nachtploegers.


De laatste weken hebben we veel in de bossen op de Veluwe gewandeld. En daar zijn wilde dieren.
Om ze te zien moet je 's morgens heel vroeg je bed uit of 's avonds in de schemering een geschikte plek opzoeken. We waren te lui daarvoor, maar wat we wel zagen waren de sporen van wilde zwijnen, die in de nachtelijke uren aan het wroeten waren geweest om wat eetbaars te vinden.
Dat is niet een béétje wroeten, maar dat mag je haast ploegen noemen. De bosgrond wordt tot op de blote aarde omgewoeld, het ziet er uit als een ravage. Toch geeft deze activiteit zaden de gelegenheid te kiemen op de losgewoelde grond, waardoor een grotere biodiversiteit ontstaat. 


Maar omwonende boeren en tuineigenaren zijn niet zo blij met de wroeters.
Het grote omploegen zagen we trouwens ook in de middenbermen van doorgaande wegen. Dat betekent dat het rijden op deze wegen in nacht en schemering niet zonder risico op aanrijdingen is.
Het is dus wel voorstelbaar, dat een relatief té grote zwijnenpopulatie een té grote belasting vormt voor een te klein oppervlak. In gebieden op en rond de Veluwe was dat een paar jaar geleden het geval. Er vind dan afschot plaats.
Dat kan je betreuren, maar wilde varkens kunnen zich behoorlijk snel voortplanten en hebben nauwelijks natuurlijke vijanden.
Als je in het bos loopt hoef je trouwens niet bang te zijn voor deze dieren. Ze zullen mensen mijden en zijn hoogstens agressief als ze jongen hebben en zich bedreigd voelen. Dat is vanaf februari tot in de zomer.

De foto van het wilde zwijn hierboven is niet in de afgelopen weken gemaakt, maar al een aantal jaren eerder in een groot bospark in de Eiffel.
Ik heb trouwens een zwak voor varkens. De varkens, waar we karbonaadjes van maken, zijn gedomesticeerde verre nakomelingen van de wilde zwijnen. Van oudsher heeft genenuitwisseling plaatsgevonden tussen de verwante dieren.
Varkens zijn intelligenter dan we denken en willen weten. Ze behoren – samen met de kippen wellicht – tot de meest tot louter voedingsproduct gereduceerde dieren in de westerse wereld. Als we die grote veewagens passeren, volgestouwd met varkens, met de wroetsnoetjes snuivend uit de luchtgaten voel ik me onbehaaglijk, hoewel ik vegetariër ben.

Ik heb jaren lang vergeefs hangbuikzwijntjes op mijn verlanglijstje gezet, die vind ik gewoon hartveroverend. Maar dan heb je natuurlijk een landje nodig en niet een iets groter uitgevallen tuin, zoals wij hebben. De biodiversiteit, die deze omwoelers hier zouden aanbrengen: ik denk dat ik daar niet blij mee zou zijn...
Maar mocht je een goede natuurlijke ploeg nodig hebben: lease een paar zwijnen.



vrijdag 6 september 2013

Mierenpastorale.


Op mijn mooie Oost-Indische kers spelen zich boeiende taferelen af.
De plant in een hoge bak begon ineens een beetje te kwijnen. Toen ik wat beter keek zag ik dat zich er complete kolonies zwarte luizen hadden gevestigd, die zich tegoed deden aan de sappen van de plant terwijl ze een kleverig goedje uitscheidden. 




Toen ik nóg beter keek bleek er een regelrecht mierenstraatje te lopen vanaf de bak naar de grond, waar zich tussen de tegels een opening bevindt naar een mierennest.
Met andere woorden: deze mieren zijn de hoeders van de kudde luizen. Je mag hier dus wel spreken van het herdersleven van de mieren: een mierenpastorale


De mieren zuigen de zoete afscheiding van de luizen op. Ze verzorgen hun kudde en je ziet ze heen en weer lopen naar het nest.
Ik vind zulke waarnemingen altijd heel erg leuk. Ik heb eigenlijk een zwak voor mieren - als ze me maar niet steken, want daar krijg ik flinke bulten van.
Als kind heb ik wel eens een nest overgebracht in een simpel van gips gemaakt formicarium. Sindsdien heb ik grote bewondering voor hun ingenieuze nesten en hun sociale leven.
Ik verdelg dan ook geen mierennesten, waarom zou ik? De mieren komen hier niet binnen. Ik heb wel eens een rijtje met gekneusde teentjes knoflook langs de deurpost neergelegd of watjes met tea tree oil: ik had het idee dat het hielp. Ook effectief bij de ingang van je tent: het weert ook andere insecten af.
Maar, het is wel een beetje jammer van de Oost-indische kers, die wellicht tóch niet zo'n goede plaats had. Ik oogst de zaden en ga volgend jaar experimenteren met een andere plek.

maandag 2 september 2013

Op het eerste gezicht: september 2013.


En daar gaan we weer met een aantal vasthoudende medetuinbloggers: elke maand hetzelfde stukje tuin op de foto zetten. Om zo door het jaar heen de kleine of grotere verschillen te kunnen waarnemen. Wat nu opvalt, is het mooie, lager invallende zonlicht, dat door de beplanting heenspeelt.
Die bijzondere transparantie, die daardoor optreedt. De charme van de late zomer en de beginnende herfst. Het licht wordt wat goudachtig.
Rechts boven het midden zien we de nog bloeiende vlinderstruik, links in het midden een nog schitterend bloeiende kattenstaart (Lythrum salicaria).


Ik heb in tuinen meer nog schitterend bloeiende exemplaren gezien. Mijn wilde kattenstaart achteraan de vijver is al enige weken nagenoeg uitgebloeid. Ik vermoed dat het cultuurvarianten zijn, die nu zo pronken. Ik weet wel dat dit exemplaar van een kwekerij afkomstig is.
Hij wordt royaal bezocht door vlinders, vooral door koolwitjes.



We gaan nog genieten van de mooie septembermaand. Er lijkt nog een mooie periode aan te komen. We krijgen wat vochtiger en neveliger omstandigheden, we zien die mooie bedauwde pakketjes spinnenweb in gras en op hegjes, we lopen met onze snuiten door de webjes, die volijverig door de spinnen gespannen zijn over onze paden... Het heeft wel wat.

Tot slot nog inzoomen op het clubje bonsai-achtigen van de bovenste foto, waar ik zo graag naar mag kijken.



maandag 26 augustus 2013

Diepe groen van de late zomer.


Als ik nu door mijn tuin loop, valt vooral het diepe, donkere, volle groen van de planten op. Alle groen is maximaal ontwikkeld en op kleur. De kleuren van eind augustus.
Als je goed kijkt zie je tekenen van verval, maar daar wil ik nu nog niet echt naar kijken.
Ik neem jullie even mee op een wandeling door de tuin. De zijtuin aan de noordzijde ( zie hierboven) krijgt zijn structuur door de heg, de bielzenrand en daartussenin het schorspaadje. De rondgeknipte goudgele hulst geeft ook 's winters wat houvast in onze wilde tuin.
Een wilde tuin vraagt toch wat structuur, wat rustpunten voor het oog, om qua vormgeving een beetje te kloppen. 

Als ik meer naar rechts wat meer naar voren loop met dezelfde blikrichting zie je links in de hoek weer dezelfde goudgele hulst. Daarnaast een grote pol gras, die net in bloei gaat komen: de prachtige Molinia caerulea 'Transparent", een blikvanger die tot in de late herfst het zonlicht vangt in de okergeel wordende bloeiwijzen. 
Wat meer naar achter weer een hegje voor de structuur.

Molinia caerulea 'Transparent"

 

Voorbij dat hegje naar links kijkend naar de achtertuin één van mijn favoriete doorkijkjes van deze maand: naar de vijver via de wat hogere astilbes (60 cm ongeveer).


En als ik dan verder loop en vanaf het verdiepte terrasje in de richting kijk, waar ik stond voor de vorige foto, dan zien we een andere groep, lagere en wat lichtere astilbes - die zich op die plek vlak langs de vijver best flink de hoogte in werken - met links daarachter de altijd wat bescheiden bloeiende Polygonum amplexicaule 'Atropurpureum', een duizendknoopsoort, en daarachter een door mij zeer gewaardeerde kattenstaart: Lythrum salicaria. Kattenstaarten zijn dol op slootkanten bloeien best lang, zaaien zich hier uit, zelfs op wat drogere plaatsen.

Hoewel de tuin effectief - zonder huis, schuur en oprit - ongeveer tussen de 500 en 600 m2 beslaat, lijkt deze op de foto's véél groter. Dat komt waarschijnlijk door de dieptewerking, die de grote bomen en struiken die de tuin begrenzen, verschaffen. Dit is de charme van deze tuin, geeft ons vrijheid en suggereert dus meer dan het is. De illusie van het grote in het kleine. Ik heb deze foef ook wel gezien in véél kleinere tuintjes, waar men uitgekiend gebruik maakte van niveauverschillen op het grondoppervlak én in de beplanting.
Wij hadden het voorrecht dat zowel de niveauverschillen en de hoge beplanting aan de uiteinden van de tuin hier 16 jaar al aanwezig waren.
Dat was en is een waar geluk.